Vliegbasis Gilze-Rijen is niet alleen voor het Defensie Helikopter Commando de thuisbasis. De meest innovatieve werkplaats voor defensiewielvoertuigen is er ook te vinden en daarmee is het ook een voorbeeld voor landmacht en marine. Aanleiding: de komst van nieuwe Scania’s Gryphus.

De zo’n drie decennia oude DAF’s zijn aan het verdwijnen uit de operationele vloot van Defensie. Met de overstap naar de Scania Gryphus hoort ook een sprong vooruit in de techniek. In Gilze-Rijen was al de beschikking over een moderne werkplaats, wat het een ideaal uitgangspunt maakte om als eerste en in samenwerking met Scania het nieuwe materieel te onderhouden.

Het project betreft een state owned workshop, kortweg SOW in de woorden van Defensie. Dat betekent dat de krijgsmacht, in dit geval de luchtmacht, de werkplaats uitbaat en dat er vanuit Scania een supervisor aanwezig is: Toine Kokke. Ofwel, in Defensie-termen, een burger. Een glimlach verschijnt op zijn gezicht: “Ik ervaar het zelf niet als een verschil, we werken hier als een team zoals in elke werkplaats.”

Geen verschil

Sinds de werkplaats afgelopen oktober opende bleken die labels van militair en burger in de dagelijkse praktijk snel te vervagen, bevestigt ook kapitein Stijn Lemmers. Hij is verantwoordelijk voor deze SOW als hoofd productverantwoordelijke eenheid mechanica. “We hebben binnen de muren van deze werkplaats een gemeenschappelijk doel en dan is in de praktijk het verschil tussen militair en burger niet voelbaar.”

Toine Kokke, Stijn Lemmers en Rick Otten (v.l.n.r.) naast één van de circa drieduizend Scania’s Gryphus. Behalve deze state owned workshop in Gilze-Rijen zullen er nog drie in werking treden.

Dat gemeenschappelijk doel laat zich deels samenvatten met de term prestatiecontract. In de contracten tussen Scania en de krijgsmacht is onder meer afgesproken dat de dagelijkse inzetbaarheid op 95 procent moet liggen. In dat kader is supervisie door Scania op de door de staatswerkplaats uitgevoerde werkzaamheden prima te verklaren.

Het wordt ingewikkelder als de voertuigen daadwerkelijk op missie worden uitgezonden. Ook dan moeten de militairen in de praktijk onderhoud en reparatie kunnen uitvoeren, maar supervisie door Scania ontbreekt op dat moment. “Voor die voertuigen geldt dat ze uit het prestatiecontract worden genomen”, licht Lemmers toe. “Of ze bij terugkeer weer onderdeel kunnen worden van het prestatiecontract wordt per exemplaar afzonderlijk beoordeeld.”

Veel oefenen

Daarmee hebben we indirect ook de vraag beantwoord waarom het bestaande Scania-dealerkorps niet zou kunnen volstaan voor het leveren van service, onderhoud en reparatie. De hoofdzaak is dat de militairen zelf er tijdens missies voor kunnen zorgen dat het materieel inzetbaar en betrouwbaar is en blijft. Dan moet je dus intern over de kennis, ervaring en middelen beschikken. En dan praat je dus over heel veel oefenen. “Zeker in de beginfase, als de voertuigen nog splinternieuw zijn”, zegt Kokke. “Vanuit Scania ondersteunen we dus hier in de werkplaats, maar ook waar mogelijk tijdens oefeningen in het veld.”

Adjudant Rick Otten werd eind 2019 al als een van de eersten opgeleid om te kunnen werken aan de nieuwe Scania’s: zes weken training en daarna nog vier weken op stage in een Scania-werkplaats (Tilburg in zijn geval). Op dat moment heeft hij al acht jaar achter de rug in de werkplaats van het DHC en kent de DAF’s van binnen en van buiten. “Je merkte aan alles dat die voertuigen met pensioen wilden”, blikt hij terug. “Door de leeftijd waren onderdelen niet altijd meer even goed beschikbaar en ook aan de voertuigen zelf begon de leeftijd echt voelbaar te worden.”

Het contrast tussen de nieuwe Scania’s en de afgeloste DAF’s is daarmee groot, niet alleen voor de manschappen die de 450 pk’s onder het rechterpedaal voelen. “Dat waren nog ‘analoge’ voertuigen, te repareren zonder de hulp van een computer.” Een wereld van verschil met deze Scania’s, aldus Otten. Toch zijn er geen zorgen over een kennisgat bij het aanwezige team. “We hebben een jong team dat al vanuit de opleiding op de hoogte is van de moderne techniek. De defensievloot was alleen nog niet zo ver.” Het verschil is niet alleen zichtbaar door de intrede van diagnoselaptops, maar ook aan iets ‘simpels’ als de gebruikte smeermiddelen, een 5W30 LDF4 tegenwoordig.


In het kader van het prestatiecontract heeft Scania een eigen supervisor binnen de muren van de state owned workshop op de vliegbasis Gilze-Rijen.


Met een kwarteeuw ervaring binnen Scania weet Kokke niet alleen van de hoed en de rand als het gaat om de producten, maar ook van de gehanteerde procedures en kwaliteitsnormen. Gevraagd naar de verschillen tussen beide werelden is het even stil. “Voor beide geldt dat de uptime cruciaal is. Alleen de reden waarom verschilt. Op missies kunnen er immers mensenlevens op het spel staan en moet al het materieel in topconditie zijn.”

Onderdelen

Otten vult aan: “Wij zullen wellicht wat sneller tot vervanging van onderdelen overgaan, juist om die reden.” Ook voor die onderdelen tekent Scania. Door de procedure om voorbij de slagboom van de basis te geraken en de werkplaats te bereiken vraag ik me af hoe de onderdelenlogistiek plaatsvindt. Ook hier vervult Kokke de brug tussen de Scania-wereld en Defensie door waar nodig te koerieren tussen de Tilburgse Scania-vestiging en de vliegbasis.

Een ander verschil tussen beide werelden betreft de connectiviteit waarmee Scania al jarenlang de voertuigen uitrust. Vlak voor de interviewafspraak is er net sprake geweest van een Russische aanval op een doelwit dat gelokaliseerd werd dankzij signalen van mobiele telefoons. Ook de Defensie-Scania’s blijken daadwerkelijk connected te zijn, bevestigt Kokke. Er is wel een groot verschil met burgervoertuigen weet Lemmers: “Met één druk op de knop gaat een voertuig offline. Dat is één van de specifieke eisen die Defensie stelde.”

Deel dit artikel op

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Laatste nieuws
Meest bekeken
Recente Reacties