Het was nog in de vorige eeuw, maar toen liep ik in het Huis van de Toekomst rond, een van de projecten van Chriet Titulaer (wie kent hem nog). Daar zag ik al de koelkast die zelf zijn voorraad bijhoudt en bijbestelt wat er gebruikt is.
Wie bezorgt deze? Transporteurs mogen, mits zij voldoen aan de vlooteisen van een Albert Heijn, bezorgen tussen de distributiecentra en de supermarkten maar de fijnmazige logistiek richting de eindconsument is een zaak van koeriers of postdiensten. Mensenwerk dus.
The internet of things gaat ervan uit dat apparaten onderling verbonden zijn om zo kennis te delen en de gebruikers ervan te laten profiteren. Om bij die supermarkt te blijven: zodra mijn smartphone binnenkomt bij Albert Heijn, ziet deze dat en komt met gepersonaliseerde aanbiedingen. Klinkt niet heel spannend en nog even dan bevinden we ons in Minority Report, een film uit 2002 alweer: de billboards weten dat jij langskomt en die gepersonaliseerde boodschappen blijven dus niet beperkt tot je eigen smartphone. Met dank aan the internet of things.
Het verkeer onttrekt zich niet aan die ontwikkeling. Connectivity, vernetzung, V2V-communicatie; het zijn slechts andere termen voor hetzelfde: trucks gaan praten met elkaar en met andere verkeersdeelnemers maar ook met de infrastructuur. Wellicht een gevoelig punt voor de chauffeur, maar die blijft nodig voor supervisie: bij falende systemen moet immers kunnen worden ingegrepen.
In de luchtvaart is het al jaren gebruikelijk bij de jetvliegers: eenmaal op hoogte gaat de automatische piloot aan. Die komt nu naar de snelwegen. Daarbuiten heerst de chauffeur en onderaan de streep wint iedereen: kostenbesparing, minder uitstoot en minder files. Laten we beginnen met het wettelijk kader, want wie is aansprakelijk als het misgaat met een zichzelf rijdende combinatie?